Oldenzaler Willem Hoevers (56) is, naast zijn werkzaamheden als verzorger van Heracles Almelo en medeoprichter van Stichting Kans voor een Kind, ook een man met een ‘ander’ verhaal. Over zijn leven wil hij – als gepassioneerd schrijver – graag nog eens een boek schrijven. Twentelife gunt hij alvast een voorproefje daarop. Hij verhaalt over overlevingsdrang, verdriet en een vleugje voetbal.
Het verhaal van Willem Hoevers in beeld (klik op het bestand voor een uitvergroting).
Daar liep hij dan, over de kinderafdeling van het ziekenhuis in Groningen. “Ik zag al die kinderkopjes, echt verschrikkelijk. Ze waren allemaal kaal, keken me allemaal met holle ogen aan. Kijk, ik wist waar ik het voor deed en waarom ik er zo uitzag, maar zij waren vaak te jong om dat allemaal te beseffen. Ze wisten niet, dat ze ziek waren om beter te worden. Ik werd er zo droevig van en besloot toen dat, mocht ik ooit iets voor ernstig zieke kinderen kunnen doen, ik het niet zou laten.” Die periode in Groningen vormde de basis van de latere oprichting van de Stichting Kans voor een Kind.
Willem Hoevers was in 1990 in Groningen, omdat hij daar werd behandeld voor kanker. Deze ziekte overkwam de Oldenzaler in totaal drie keer in zijn leven, telkens wist hij op karakter de strijd te winnen. Alleen zijn nog immer kale kruin herinnert de buitenwereld aan de doodsstrijd die Hoevers in het verleden voerde. “Al zat kaalheid ook in de familie, dus het is niet helemaal zeker dat het daarvan komt”, zegt hij in zijn karakteristieke woning in Oldenzaal. Terwijl bulldog Emma op haar eigen stoel heerlijk kreunt en snurkt, gaat Hoevers terug in zijn bewogen leven.
Prachtige jeugd
“Ik ben opgegroeid in Enschede, heb een prachtige jeugd gehad. Ik heb twee oudere broers, ben een nakomertje. Ik had een lieve moeder en een intelligente vader. Mijn vader zei altijd: ‘Wat je uitstraalt naar iemand, krijg je zelf terug’. Ik heb dat altijd in mijn achterhoofd gehouden.” Met vrienden van zijn ouders gingen ze iedere zomer zes weken naar Buurse, waar zijn ouders een stuk grond hadden gepacht. “We waren net zigeuners. Het was altijd feest, met soms twintig kinderen. Een tijd van speurtochten, volleybaltoernooien, verkleedpartijen: je kon het zo gek niet bedenken.”
Maar toen Willem elf jaar was, werd vader Hoevers getroffen door TBC. “Hij moest worden opgenomen in een sanatorium in Hellendoorn. Ik heb hem drie jaar niet gezien, want kinderen onder de 16 jaar mochten in de jaren ’60 niet in een sanatorium komen. Bovendien was mijn moeder ook vaak weg, of naar mijn vader, of aan het werk. Dan groei je in de belangrijke prepuberale fase in feite alleen op, want mijn broers waren ook al het huis uit.”
“Ik heb toen een eigen wereld gecreëerd, heb me verstopt in boeken. Ik schreef het ook van me af in fantasieverhalen. Zo was ik toch tevreden, ondanks dat het een voor mijn vader en mij moeilijke periode was. Het gebeurt je en je accepteert het.” Toen vader terugkwam, begon voor kleine Willem de puberteit. “Ik was nogal dwars, kwam ook wel in aanraking met de politie. Zo hadden we met wat vrienden voor 75 gulden een oude Opel Olympia gekocht. Ik was 17, mocht nog niet rijden. Maar je weet hoe dat gaat: we knapten die wagen op en gingen toch de weg op. We wilden indruk maken op de meiden. Maar vanzelfsprekend werden we gesnapt en we moesten mee naar het bureau.” De Provotijd en de seksuele revolutie gingen ook niet aan Hoevers voorbij en uiteindelijk kwam hij in Amsterdam terecht. Daar woonde hij vier jaar en was er onder meer postbode. “Ik was opgeleid voor automonteur, maar was eigenlijk a-technisch. Postbode was een prachtig beroep, dat heb ik toen een paar jaar volgehouden in de grote stad.”
Onheilstijding
Het verhaal verscheen in Twentelife in 2007. Ik beschouwde het in 2017, toen Tekstbureau LetterLuck 15 jaar bestond, als het mooiste verhaal dat ik ooit schreef. En tot op de dag van vandaag hoort het nog steeds tot de top-10.
Na vier jaar liet hij Amsterdam achter zich. “Twente trok weer, ik vind het een prachtige streek. Dus vroeg ik overschrijving aan als postbesteller en gelukkig kon ik in Almelo aan de slag. Vervolgens begon de ellende eigenlijk.” Wat heet: in 1979 kreeg hij een onheilstijding. “Ik had teelbalkanker. Kanker kwam in die tijd niet zo heel veel voor, maar testistumoren helemaal niet. De dokter vertelde mij, dat ik dertig procent kans op genezing had.”
Het leidde hem voor het eerst naar Groningen. “Ik was één van de eersten in Nederland die chemotherapie en operaties voor teelbalkanker kreeg, maar genas wel. Maar een jaar later bleek dat ik een longmetastase had, een uitzaaiing. Er volgde weer een chemotherapie en ik werd weer genezen verklaard. Ik bleef daarna onder controle. Als kanker na vijf jaar niet meer terugkomt, dan is het goed.” Tóch sloeg de ziekte weer onbarmhartig toe, in 1990. “In mijn longen werd weer iets ontdekt, maar de dokter verzekerde dat ik een grotere kans had om de Staatsloterij te winnen dan dat het weer kwaadaardig zou zijn. Wat dus wel zo was. Dat is heel bizar, want zover ik weet is dat alleen ook bij iemand in Amerika gebeurd, dat de kanker na tien jaar weer terugkwam.”
Andermaal werd de Tukker geholpen. “Ik had een verschrikkelijk zware kuur. Een week lang van twee tot zes chemotherapie. Ik gaf bijna om de tien minuten over, je bent er echt heel erg ziek van. Daarna heb je twee, drie weken de tijd om bij te komen en daarna begint het van voor af aan.” In totaal kreeg hij vier kuren te verwerken. “Je wordt steeds zwakker. Tegenwoordig zullen de kuren qua bijverschijnselen misschien wat beter zijn, maar het is écht verschrikkelijk zwaar.”
Toen op een gegeven moment zijn maat op de afdeling kwam te overlijden, wilde Willem Hoevers het opgeven. “Dat is de enige keer geweest. Ik dacht: ‘Het hoeft niet meer’ en trok het spul er allemaal uit. Doordat mijn toenmalige vrouw en een vriend op me hebben ingepraat, besloot ik toch door te gaan.”
“In die periode overleed mijn moeder. Drie maanden later bleek de tumor weer terug te zijn, op dezelfde plek. De dokters wisten niet, of het nog operabel was en vroegen mijn mening. ‘Haal de long er maar uit’, was toen mijn antwoord, ‘Dan ben ik eraf’. De dokters zijn toen in overleg gegaan en ik ben Groningen ingetrokken. Van elf uur tot kwart over één heb ik vertwijfeld in de stad gelopen. Wat voor bericht zou ik krijgen?” De dokters besloten uiteindelijk om een gedeelte van de long weg te halen. “Sindsdien is het ook weggebleven. Het was dus een goede beslissing.”
Ingo
Tijdens die periode in Groningen ontsproot bij hem niet alleen de wil om iets voor zieke kinderen te betekenen, hij maakte ook iets bijzonders mee met zijn zoon Ingo. “Hij vertelde mij, toen hij hoorde dat ze mijn long weg wilden halen, dat alles goed zou komen. En dat zei hij met zo’n stelligheid… ‘Ik wou dat het zo was’, zei ik hem. Maar het wás dus zo. Ingo was een bijzondere jongen; hij zat heel dicht bij zijn eigen bron. Op latere leeftijd kon hij bijvoorbeeld voorop lopen in de polonaise bij carnaval, zonder een druppel alcohol. Maar hij kon, als hij koude voeten had, zich zo in zichzelf keren en dan alleen aan die voeten denken. Prompt werden ze warm. Net als ikzelf bleek hij al jaren, zonder de betekenis van de term te kennen, te mediteren. Pas heel laat kon hij lezen en schrijven, maar op technisch gebied was hij wel weer heel vooruitstrevend. Hij was een soort uitvinder.”
Altijd gedacht dat kanker hebben en met je eigen dood en leven bezig zijn eenzaamheid was.
Maar je kind verliezen brengt je helemaal terug naar de basis
De tekst hierboven komt uit een brief die Hoevers aan zijn vrienden schreef, na de tweede zwarte periode in zijn leven. Het is de eerste nacht van 2003 als Ingo Hoevers komt te overlijden. Als slachtoffer van één van zijn experimenten. “Van alles wat ik mee heb gemaakt, is dat het meest verschrikkelijke wat me is overkomen. En het voelt voor mijzelf als de dag van gisteren. Er gaat geen dag voorbij, dat ik niet aan hem denk.” De toen 29-jarige Ingo Hoevers had op die fatale nacht van oud op nieuw een constructie in elkaar gezet, waarmee hij vuurpijlen de lucht in kon schieten. Bij de derde pijl ging het echter fout en werd hij dodelijk gewond. “Het is de natuurlijke gang van zaken dat je als ouder door je kind wordt ‘weggebracht’, niet andersom…”
Geen leven vol ellende
“Het is overigens niet zo, dat ik een leven vol ellende heb. Ik heb ook meer dan genoeg fijne dingen meegemaakt, lach ondanks die twee zwarte momenten ontzettend graag.” Zoals bijvoorbeeld met zijn twee dochters Narissa en Hanne, of met zijn eenjarige kleinzoon Rav. Ook bij de verschillende activiteiten van het in 2003 mede door hem opgerichte Kans voor een Kind toont hij zijn opgeruimde karakter. “Het is fijn om iets voor kinderen die zelf niet zo veel meemaken – en hun familie – te doen. En het geeft een goed gevoel om bij mensen die het moeilijk hebben een glimlach op de mond te krijgen. Ik weet uit ervaring, dat je dat soort mooie dingen je later het langst bijblijven, ook al duren ze nog zo kort.”
Sinds 1991 werkt Hoevers als verzorger bij Heracles Almelo. “Ik ben nadat ik de laatste keer uit het ziekenhuis kwam een opleiding sportmassage gaan volgen. Al snel kon ik bij voetbalclub PH uit Almelo aan de slag als sportmasseur. Dat heb ik vijf jaar gedaan en in de tussentijd heb ik de opleiding shiatsu gevolgd, een Oosterse geneeswijze. De methode is in Japan erkend door het ministerie – ik heb ook een Japans diploma. Daarna heb ik nog vier jaar een opleiding jin shin do gevolgd, De wet van mededogen en geest, de psychotherapie van shiatsu. Het is een eeuwenoude leer, gebaseerd op de leefwijze van Oosterse monniken, dat alles in het universum met elkaar te maken heeft. Je moet niet aan symptoombestrijding doen, maar alles in een groter geheel zien. Het is een holistische denkwijze.” Deze zienswijze brengt hij dus in praktijk binnen de selectie van Heracles, hoewel binnen het betaalde voetbal daar niet altijd ruimte voor is.
Op en vooral langs het voetbalveld maakt Hoevers niet alleen mooie momenten mee. Het gescheld vanaf de tribunes kan door merg en been gaan. Vooral als het woord kanker door zogenaamde supporters gebezigd wordt, moet hij wel eens slikken. “Maar je kunt er niets aan doen, de mensen weten niet beter.” Met de wijsheid van zijn vader in zijn achterhoofd, probeert Hoevers de kwetsende teksten maar te negeren. “Maar het doet wel pijn.”
Jij hebt mij destijds als eerste geïnterviewd voor Twentelife. Nog steeds is dat het beste verhaal, omdat je het met de juiste emotie schreef. Dat is nog niemand gelukt.